"Ik heb geen angst voor Auschwitz" Het verhaal van kolonel Antonius Franciscus van Velsen 1917-1995

Gepubliceerd op 29 november 2023 om 00:17

In het audiofragment is de stem van Van Velsen te horen. Hij spreekt er over zijn ervaringen.

De Nederlandse getuige Anton van Velsen bekijkt nog even zijn stukken voor hij gehoord wordt in het Auschwitzproces in Frankfurt. (Collectie NIOD)

 

De met de Militaire Willemsorde gedecoreerde Nederlandse marinier kolonel Antonius Franciscus (Toon) van Velsen werd in 1964 als eerste Nederlandse getuige gehoord tijdens de Frankfurter Auschwitzprocessen 1963-1965. Zijn verklaring tegen de kampcommandant van het zogeheten “Zigeunerlager” Franz Hofmann en zijn indrukwekkend optreden haalden de internationale kranten. Tijdens zijn getuigenis werd er door de aanwezigen in Frankfurt zelfs voor hem geapplaudisseerd. Van Velsen die deel uitmaakte van het verzet in het vernietigingskamp lijkt vandaag bijna geheel te zijn vergeten. Volgend jaar is het 80 jaar geleden dat hij de liquidatie van het Zigeunerlager van Auschwitz-Birkenau meemaakte en dit jaar dat hij zijn uiterst belangwekkende getuigenis gaf. Tijd voor hernieuwde aandacht voor het verhaal van de markante marinier.

 

Herr Oberst

Toen Toon van Velsen tijdens het Auschwitzproces in Frankfurt het woord kreeg, beschuldigde hij Franz Hofmann van drie zaken. Hij zou 30 duizend mensen de gaskamers ingejaagd hebben, hij ranselde gevangenen af totdat ze stierven of schoot ze neer en hij had een “zigeuner” gedood door hem een lege bierfles naar het hoofd te gooien. De eerste twee zaken ontkende Hofmann niet maar hij was kennelijk ontzet over de laatste beschuldiging.  “Dat is niet waar, Van Velsen”, riep hij verontwaardigd zonder dat hij het woord had gekregen. De kolonel keek Hofmann strak aan en beet hem in perfect Duits toe: “Als je tegen mij spreekt, Hofmann, noem mij Herr Oberst (kolonel)”. Hierop sprong Hofmann in de houding, bloosde en antwoordde volgens een verslag van De Volkskrant “slaafs onderdanig”: “Jawohl, Herr Oberst.”

 

   

Franz Hofmann als aangeklaagde tijdens de Auschwitzprocessen in Frankfurt

INTERFOTO / Alamy Stock Photo (Licentie)

 

Van Velsen gold in Frankfurt als een uiterst betrouwbare getuige. Vanaf de herfst van 1942 was hij gevangene van Auschwitz I, II en III geweest. Bovendien had hij belangrijke functies vervuld in Auschwitz-Birkenau. Zo was hij aangesteld als blokoudste en kampoudste van het mannenkamp (BIb), het zogeheten “Zigeunerkamp”(BIIe) en het Quarantainekamp (BIIa). Bovendien had hij deel uitgemaakt van het verzet in Auschwitz en was hij er tot aan de evacuatie gebleven.                                                                     

Over wat hij had gezien en meegemaakt had Van Velsen al tweemaal eerder verslag gedaan. Vlak na de bevrijding deed hij dat in een rapport geschreven op verzoek van de Country Intelligence Service. Niet lang daarna had ook de Nederlandse regering gevraagd om een schriftelijke verklaring af te leggen. Hij stond daarbij onder ede. De door Van Velsen vlak na de bevrijding geleverde informatie werd bestudeerd  voor de processen van Neurenberg en zou ook tot zijn optreden als getuige in Frankfurt leiden. Tot ontzetting van Hofmann bleek dat Van Velsen in die eerdere verslagen ook het voorval met de bierfles had laten vastleggen waardoor deze beschuldiging zeer geloofwaardig werd geacht.


Het Zigeunerlager van Birkenau

Van Velsens getuigenis tijdens het Auschwitzproces had voornamelijk betrekking op het “Zigeunerlager” van Auschwitz-Birkenau. Vanaf februari 1943 werden in dit aparte deel van Auschwitz-Birkenau onder de rook van de gaskamers en crematoria, de gedeporteerde Roma en Sinti families gevangengezet. De mannen, vrouwen en kinderen droegen geen gestreepte gevangenenpakken en verichtten betrekkelijk weinig dwangarbeid. Gedurende de 18 maanden dat het “Zigeunerkamp” bestond werden er 21.000 mannen, vrouwen en kinderen geregistreerd (onder wie 378 kinderen die in die periode in Birkenau geboren werden).

In totaal hebben er waarschijnlijk 23 duizend Roma en Sinti gevangen gezeten. Zo ook Roma en Sinti die in Nederland op 19 mei 1944 via Kamp Westerbork naar Auschwitz-Birkenau waren gedeporteerd. Dit transport in veewagons werd wereldberoemd door de still in een voor propagandadoeleinde gemaakte film van de Joodse gevangene Rudolf Breslau. Het meisje dat haar hoofd door de opening van de veewagon stak, bleek het negenjarige in het Limburgse Buchten geboren Sintimeisje Settela Steinbach te zijn.

Onder de niet geregistreerde gevangenen bevond zich  een groep van 1700 Poolse Roma en Sinti uit Bialystok waarbij bij aankomst in Birkenau op 23 maart 1943 tyfus werd vastgesteld.Zij werden direct doorgestuurd naar de gaskamers. Hetzelfde gebeurde met een transport een paar weken later.   

In de nacht van 2 op 3 augustus 1944 werd het Zigeunerkamp geliquideerd. Een deel werd geselecteerd voor dwangarbeid in Buchenwald (mannen en jongens) en Ravensbrück (vrouwen en meisjes) en de overgebleven 3000 mannen, vrouwen en kinderen in de gaskamers vermoord onder wie Settela en de peuterweesje Rosemarie Steinbach over wie Van Velsen zich vaderlijk had ontfermd.

Het Zigeunerlager van Auschwitz-Birkenau

Wikicommons. 

 

Settela Steinbach, still uit de film van Rudolf Breslauer. Settela steekt haar hoofd uit de veewagon om naar de hond van Ss'ers op het perron van Westerbork te kijken, De bestemming van de trein is Auschwitz-Birkenau.

 

1184 doden in de ochtend

Van Velsen getuigde over de erbarmelijke omstandigheden in Birkenau waar hij onder meer tot taak had om iedere ochtend de doden te tellen in de ziekenbarak waar de gevangenen in drie lagen boven elkaar gestouwd werden zonder voedsel en medicijnen. Op een morgen constateerde hij dat er 1184 gestorven waren. De zieken die van alles deden om maar niet in die ziekenbarak terecht te komen en daarin slaagden, hadden slecht uitstel van executie. Regelmatig gaf Hofmann de opdracht om deze zieken bijeen te brengen voor de gaskamer. Het  Sonderkommando dat bestond uit een groep Joodse gevangenen had als taak ervoor te zorgen dat de lijken in het crematorium terecht kwamen na eerst de gouden kiezen en tanden uit hun monden te trekken.                                                                    

Gaskamertje spelen

Toen hij tijdens zijn getuigenis in Frankfuhrt aanving met  de beschrijving van de Roma en Sinti werd Van Velsen bijna onverstaanbaar door de ontroering die erin doorklonk. De kolonel vertelde dat de kinderen van Auschwitz-Birkenau het spel “gaskamertje” speelden. Een aantal van hen speelden dan de bewakers die de andere kinderen naar de gaskamers voerden. Ook plaagden ze elkaar door te zeggen “Jij zult door de schoorsteen van het crematorium gaan”. Het Zigeunerlager was vlak bij de gaskamer en crematoria gesitueerd en de Roma en Sinti kinderen zagen bijna dagelijks hoe grote groepen gevangenen daar naar binnen werden gevoerd om er niet meer levend uit te komen.                                                                                                                                   

“Oom Mengele”

Van Velsen verstijfde toen hij sprak over Dr. Josef Mengele, de beruchte kamparts van Auschwitz. Hij was vriendelijk tegen de kinderen, herinnerde Van Velsen zich bitter.  Zij waren dol op hem; hij gaf hun chocolade en ze noemden hem 'oom Mengele'.' Mengele nam persoonlijk zestien paar tweelingen onder zijn hoede voor zijn gruwelijke experimenten. Toen deze kinderen naar de gaskamers geleid werden, zochten ze vaak bescherming bij Mengele, smekend of ze niet vergast zouden worden. Mengele  beloofde dat hij ze alleen maar naar het vrouwenkamp zou  sturen. Toen de tweelingen deze leugen doorzagen en begonnen te schreeuwen van angst, greep Mengele naar zijn pistool en schoot  koelbloedig 32 kinderen een voor een dood.

SS-uniform

Een andere onthulling van de kolonel haalde eveneens de wereldpers. Van Velsen vertelde verontwaardigd dat hem meerdere malen was aangeboden om zich bij de SS te voegen in ruil voor zijn vrijheid. Terwijl hij half uit zijn stoel oprees schreeuwde de kolonel de rechtszaal in: „Beter het zyklongas in mijn longen dan het  uniform van de SS aan mijn lichaam. Er werd voor hem geapplaudisseerd. Terecht. In totaal weigerden in totaal 20 gevangenen het aanbod. Van hen werd het grootste deel vergast.

Bordeel

Nadat hij het aanbod om over te lopen had afgewezen, sloot Van Velsen zich aan bij het verzet binnen Auschwitz dat in contact stond met het Poolse verzet buiten het kamp. Deze verzetsgroep zette zich in voor ontsnappingen, zond radioberichten naar de geallieerden over de gruweldaden in Auschwitz, smokkelde medicijnen het kamp in en organiseerde opstanden. Ook maakte men foto’s van de stapels lijken en smokkelde deze naar buiten om de wereld in te lichten over wat er in Birkenau gebeurde. Hulp bleef uit.  Men richtte zelfs een door Roma-vrouwen bemand bordeel op voor SS-bewakers om zo hun moreel te ondermijnen. "Ons idee was dat, door hen naar het bordeel te lokken, ze SS-regels zouden schenden, wat ons als gevangenen een bepaalde macht over hen gaf", lichtte Van Velsen toe.

Emoties

Gedecideerd vertelde Van Velsen zijn verhaal waarmee hij de aanklacht tegen een groot deel van de 22 aangeklaagde Auschwitzfunctionarissen kracht bijzette. Innerlijk was hij helemaal niet zo kalm. Na afloop zou hij aan een journalist vertellen dat zijn rol als getuige hem niet gemakkelijk was afgegaan. In Frankfurt kon hij “het oogwit van de vijand” zien en dat had bij de marinier een golf van emoties losgemaakt. Zijn eerste aanvechting was om te gaan “gillen” om zich op die manier af te reageren. Ook vertelde hij dat er een verstikkend gevoel op hem was afgekomen. Het liefst was hij met de rug naar de verdachten toe gaan zitten maar dat kon uiteraard niet.                                                                                           

Politieke gevangene

Tijdens interviews naar aanleiding van zijn getuigenis in Frankfurt werd ook gevraagd hoe Van Velsen in Auschwitz terecht was gekomen. Hij was er als politieke gevangene geregistreerd. Na de capitulatie van Nederland had hij zich als militair buitengewoon machteloos gevoeld. Zijn plan om naar Engeland te “varen” om zich daar bij de geallieerde strijdkrachten te voegen werd ontdekt en op 19 februari 1941 werd hij thuis opgepakt en maandenlang gevangengezet in Scheveningen in cel 434 van het Oranjehotel. Vandaar ging zijn tocht via Kamp Amersfoort naar de gevangenissen in Gronau, Essen, Hannover en de Prins Albrechtstrasse in Berlijn. Uiteindelijk kwam hij in het concentratiekamp Sachsenhausen terecht. Hij werd vervolgens te werk gesteld in een Getaposchool nabij Drögen. Via Ravensbrück kwam hij vervolgens in Auschwitz terecht.

 

In het boek De Gehavende schreef Van Velsen onder het pseudoniem Eduard van Elsven

 

Na de oorlog

Na de bevrijding bleef hij precies 8 dagen thuis om vervolgens in Indië te gaan vechten. Hij verloor er zijn been. Desondanks bleef hij in actieve dienst, ditmaal in Suriname. Na zijn pensionering studeerde hij rechten en zette hij zich vervolgens als advocaat in voor pensioenen voor gehandicapt geraakte en getraumatiseerde soldaten. Hij was daar zelf een van al ontkende hij dit.

Op twee momenten gaf hij iets van zijn pijn prijs. Onder het pseudoniem Eduard van Elsven vertelde hij zijn verhaal in de bundel De Gehavenden die in 1970 werd uitgegeven de Bond van Nederlandse Militaire Oorlogsslachtoffers (BNMO). “Mijn hart, mijn ziel, mijn lijf, alle hebben hun beurt gehad en geen is teruggekomen zoals ze voor de storm waren. Getekend naar lichaam, been weg en een gasnummer op een arm; littekens in de ziel, vrienden vermoord en vergast, meer dan twee miljoen mensen zag ik dag in dag uit als een donkere slang de gaskamer in schuiven en zag hun zo intens dode as in vaten afvoeren; mijn hart ten prooi aan de onzekerheid van de existentie omdat ik God de strijd met de waarheid zag verliezen”. Auschwitz was een hel, het anti-leven.                                            

Heimwee       

Aan meesterinterviewer Ischa Meijer vertelde hij een jaar later een aantal zaken die niet op de band mochten worden opgenomen. "Zet die band even af. Zet 'm maar weer aan." Van Velsen zei dat hij als daad van verzet op vierhonderd meter van de gaskamers zijn haat liet culmineren in de meest sublieme voortplantingsdaad. De vrouw aan wie hij eerst een liefdesgedicht had voorgelezen was ook aanwezig bij het Auschwitz proces. Ik heb heimwee naar Auschwitz, gaf hij toe. Ik ga er ook heen. Ik voel dat ik ernaar terug moet gaan. Een keer. Als ik Auschwitz niet meer zou willen zien, dan heb ik de strijd met Auschwitz verloren. Ik heb geen angst voor Auschwitz.

 

Van Velsen verdient een biografie en ik ben van plan die te schrijven

AK

 


Reactie plaatsen

Reacties

Bas Belder
een jaar geleden

Auschwitz-overlevende én getuige: Toon van Velsen. Ontrukt aan een onterechte vergetelheid, Een indrukwekkende bijdrage aan Holocaust-studies., Kijk al uit naar zijn biografie! Veel kracht en inspiratie daarvoor..

Bram
een jaar geleden

Goed,dat over de vervolging van deze mensen (Roma en Sinti)getuigd werd,en deze getuigenissen weer opnieuw bekend worden,Ik vind zelf dat zij te weinig ,of veel te laat worden genoemd in het rijtje van omgekomen in de Holocaust,zelfs daar bestaat nog discriminatie of klasse verschil.

Casper
een jaar geleden

Dank U voor dit verhaal, toch wat dingen die ik nog niet wist, ik heb ook de familie er op geattendeerd.
Mvg,

Andre Albert van Velsen
een jaar geleden

Als zoon van kan ik u meer info te geven over mijn vader en zijn levensloop.
Andre van Velsen
Finistère - Frankrijk

Jeroen Daniël van Velsen
een jaar geleden

Fijn om te zien dat opa nog steeds niet vergeten is.

Dick Berts
10 maanden geleden

Ook in het boek "Lily", het levensverhaal van een zigeunerin die in Auschwitz haar hele familie verloor, dat ik mede geschreven heb, komt Anton van Velsen voor. En hoe. Uiterst menselijk en geliefd bij zijn zigeuners. Lily: "Van Velsen was een aardige man. Samen met een paar anderen heeft hij Rozemarie, een zigeunermeisje van twee jaar oud, met stokken van het elektrische draad af geslagen. Een klein meisje loopt daar zo tegenaan. Anton heeft voor haar gezorgd alsof het zijn eigen dochter was, Hij had zelfs een paar kleine houten klompjes voor haar georganiseerd".

Dick Berts
10 maanden geleden

Toen ik zelf bij het Korps Mariniers diende (potom 1978) gingen er binnen het korps nog veel verhalen over Anton van Velsen. Mogelijk zijn die iets aangedikt, maar hij had er een heldenstatus. Zo zou Kaki Kaju (houten been, zijn bijnaam bij de Mariniers) vanuit stilstand op het hoge bureau gesprongen zijn van de keuringsarts die hem tevergeefs probeerde af te keuren. Bij het beklimmen van de hoogste berg op Curacao was hij altijd als eerste boven. En mijn eigen moeder die nog met Anton gedanst heeft, vertelde dat hij dat super goed kon en dat je niets merkte van zijn houten been.